Afbeelding

A.L. Snijders | René Char

Opinie

Mijn tuin is een oerwoud geworden, net als mijn bureau – ik ben een rommelmaker. Ik weet niet precies hoe de rommelmaker bekend staat. We gaan natuurlijk over de tong, we zijn wreed, lief, onbenullig, we zijn hartelijk, dom, opvliegend, we zijn intelligent, overgevoelig, traag, we zijn betrouwbaar, ijverig, optimistisch. Ik weet niet hoe de rommelmaker beoordeeld wordt. Er komt een man in mijn tuin werken, ik ken hem niet, ik ben zenuwachtig. Zo’n man komt met een sjieke tuinmansauto in een onbekende omgeving en moet ’s avonds natuurlijk iets aan zijn vrouw vertellen. En ik kan me met zo’n oerwoud niet anders voordoen dan ik ben. Wat ik al vermoedde, blijkt werkelijkheid, hij arriveert op het afgesproken ochtenduur met een sjieke tuinmansauto. Nu moeten we elkaar voor vijf uur leren kennen. Hij spreekt onze taal goed, en dat zeg ik ook. Ik zeg tegen iemand uit de Achterhoek of Zuid-Limburg nooit dat ze onze taal goed spreken. Dat doe ik alleen als ik denk dat ze in een buitenland geboren zijn. Ik weet al dat hij Jan heet, want toen ik naar zijn naam vroeg zei hij: Jan. Later bleek dat zijn naam Yann is, maar dat kon ik in eerste instantie niet horen. Hij is een Breton, dat is iemand die in Bretagne geboren is. Gelukkig wist ik dat Bretagne in Frankrijk ligt, dat de bewoners koppig zijn en velen nog een eigen uit het Keltisch stammende taal.

spreken. Yann vertelt dat zijn naam desalniettemin door veel van zijn landgenoten niet herkend wordt en ook met zijn achternaam, Queyraud, hebben vele landgenoten moeite. Hij is dan ook na zijn jeugd naar de Pyreneeën verhuisd en heeft daar in het hooggebergte bij een afgesloten gemeenschap gewoond. Daar ontmoette hij een Nederlandse vrouw met wie hij een gezin stichtte. Tien jaar geleden zijn ze naar haar geboorteland verhuisd en nu staat hij met mij in een opstandige tuin in de Achterhoek. Wat ik ook bijzonder aan dit bezoek vind is het volgende. Mijn bureau lijkt op mijn tuin, een grote rommel. Het is beladen met papieren en boeken, met brillen en pennen en inktpotten en zakdoeken. Terwijl we er pratend langs lopen, roept Yann Queyraud plotseling: René Char! Daar ligt inderdaad half verscholen tussen de pennen en inktpotten etc. een kleine dichtbundel van René Char. Hij vraagt enthousiast of ik hem in het Frans lees. Ik moet hem teleurstellen, het is vertaald. Ik lees hem een vertaling voor.

Het verloren naakt

Luister, hoe het woord volbrengt hetgeen het zegt. Voel het
woord op zijn beurt zijn hetgeen jij bent. En zijn bestaan
wordt dubbel tot het jouwe.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant