Afbeelding

Niet

Algemeen

Ik ontmantel de kerstboom in het oude jaar, van opsmuk onthand maakt ie plaats voor de kamerplant. Monnikenwerkend leg ik houten ornamentjes aan gouden touwtjes in voorgevormd plastic. Mijn hoofd leegt zich simultaan met de boom, het afgelopen jaar was ongewoon gewoon; we kregen een nieuw dak over oude besognes heen, slepen leidingen om stroom door te drijven, moesten thuisblijven. Terwijl zovelen snakten naar contactgeluid, dempten wij het met schuim. Nog altijd hoor ik je boven lopen, het is zacht te weten dat je komt. Liefde in voetstappen vermomd.

De lichtgrijze muren raken het witte plafond. We plakten af wat niet moest worden overlapt en zijn met cafeïne opgelapt. Jij sloot aan in een rij voor bouten, mij interesseerde het geen moer; volledige sluiting op de loer. Een briesje blaast een brief over de tegelvloer. Nieuwe warmte bedekt de kou en ik houd van jou, zelfs zonder slaap en met gruis. En toen wij even de authentieke elementen leken in ons nieuwe huis.

Nog niet alle plinten zijn geschilderd en wat het nieuws vertelt is soms zo laag bij de grond dat het vanaf daar moeilijk lijkt nog op te veren. Iemand vindt het een goed idee knalvuurwerk in de fietstunnel te activeren, ik schrik wakker uit mijn dagdroom. Daar staat onze kale boom; voor de piek hoefde ik niet op mijn tenen te staan, misschien omdat het afgelopen jaar niet per se over hoogtepunten is gegaan.

Dit huis heeft niets meer te verbergen en wij geen gordijnen. Ons kind zoekt elke ochtend hoopvol naar een restje van de maan, ze streek me onlangs zomaar door mijn haar en keek me aan: “Geen zorgen, mam.” Ik wist niet wat me overkwam. Je probeert ze met een filter van ‘het komt goed’ te voorzien van durf en moed, maar de tijd krijgt altijd vat op wat niet voorbij lijkt te gaan. Op vragen, tranen en pandemieën. Ik antwoordde haar op mijn knieën: “Mama heeft geen zorgen, lieverd. Mama heeft jou.”

We mogen nergens heen en ik wil enkel nog naar huis. Daar waar de deurklinken tijdelijk zijn, maar altijd omlaaggaan. De schuifdeuren voorbij, wijst ze me bij de kinderopvang op de handpomp in de hal. Ze weet het al, is tweeënhalf en niet bang voor mensen met een half gezicht. Haar maan maakt alles licht, zonder schroom maakt ze de ongewone wereld weer gewoon. Ze knuffelt leidsters bij afscheid, oma bij binnenkomst en een lantaarnpaal die glimt maar niet schijnt. Ik wens dat haar omhelzing nooit verdwijnt. Hoe leg ik haar ooit uit dat ze anderen in gevaar brengt omdat zij enkel liefde ziet?

Niet.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant