Voorstellen

Lang geleden schreef ik hier over de onmisbaarheid van mijn wandelvriendin, hoe ze soms voor mij uit- maar nooit van mij weg zal lopen. Ze is nog steeds mijn vriendin, maar we wandelen tegenwoordig minder. Zelfs op anderhalve meter afstand durf ik niet met haar te lopen. Want zo onmisbaar als ze in mijn wereld is, is ze ook voor de rest van de wereld. Elke dag, maar vooral deze dagen. Mijn wandelvriendin stapt nu vooral in stalen neuzen, bedekt zich in knisperend wit en beschermt handen, mond en ogen. Ze ontsmet met haar collega-chauffeur de ambulance na elke 'verdachte' rit en trekt strijd- en dankbaar haar verstikkend pak uit als dat erop zit.

Ik kan me niet voorstellen hoe het voor haar moet zijn - tegen haar natuur in - de patiënt niet over de arm te mogen strijken, terwijl voor hem of haar alles onzeker moet lijken. Ze is met al haar kennis en kunde namelijk vooral zo menselijk, zo geruststellend ervaren dat je weet; van alle plekken waar ik niet wil zijn, doet deze nu het minste pijn. Omdat zij naast je zit. Wanneer er een ambulance voorbijrijdt kijk ik altijd of ik haar zie. Ik heb haar namelijk nodig. Niet per se medisch, maar wel omdat ze goed voor mijn hart is.

Eenmaal zag ik haar in actie, toen in de sauna een mevrouw uitgleed en haar pols daarna plots op de hals van een zwaan leek. Mijn wandelvriendin stoof er niet op af, ze wilde het aanwezig personeel niet in de weg staan (en bovendien had ze enkel een handdoek aan). We hebben aan de zijlijn gewacht tot ik haar zei: "Ga nu maar." En toen ging ze. Niet blaaskakerig met haar titel strooiend, maar rustig en afwachtend. Het is misschien naïef van mij, maar ik was zo stomverbaasd toen ze als eerst simpelweg haar naam zei. "Ik ben die en die, hoe heet jij?" Nooit eerder was ik zo trots op haar, op hoe ze met haar kalme, lieve toon zachte lakens uitdeelde en exact de juiste vragen stelde.

We praten niet vaak over waar ze dagelijks tegenaan rijdt. Het is maar gewoon werk, vindt zij. Die visie deel ik niet, maar ik ga niet tegen haar in; ze zou denk ik niet eens kunnen functioneren als ze plots beseft hoe bijzonder ze is. En dat is dan weer niet goed voor ons aller welzijn. Dus kletsen we er maar een beetje overheen, over dat zij een heldin is op een sokkel in mijn hart. "Maar nu over jou", zegt ze als ik toch even naar deze dagen heb mogen vragen. En dan vertel ik over speldenprikjes die zijn gelukt, terwijl zij dikke voetstappen drukt. Zoals het een wandelvriendin betaamt.

Mocht het niet goed met u gaan, dan hoop ik dat u haar durft te bellen. Ze komt wat onherkenbaar in beeld, maar zal zich netjes aan u voorstellen. Maar liever nog dan zichzelf stelt ze haar collega's aan u voor. Want ik mocht dit stukje pas van haar schrijven, als zij niet onbenoemd zouden blijven.