Camper

Uitvallen op één van de laatste dagen voor Parijs, het is zo ongeveer het ergste dat een deelnemer aan de Tour de France kan overkomen. Van de 176 die drie weken terug in Nice aan de start stonden, haalden er zondag 146 de finish. Dertig uitvallers dus. Daarin is een heel bijzondere deelnemer aan het door Frankrijk reizende circus niet meegerekend: de camper waarmee Laurens Nieuwenhuis samen met een kameraad zijn zoon Joris achterna reisde.

Joris Nieuwenhuis haalde Parijs wel. Voor het eerst was de Zelhemmer dit jaar actief in een grote ronde en dan ook meteen in de grootste van allemaal. Onderweg oogstte hij lof als knecht van de succesvolle Sunweb-formatie. Bijna dagelijks trof hij zijn vader, bij de start of bij de finish. Waar Joris fietste, hing Laurens de groene kleuren van de Achterhoekse vlag als herkenningspunt langs de kant van de weg. Drie weken lang. Dat was althans de bedoeling.

Het werden net geen drie weken. Op de vrijdag van de derde en allesbeslissende week – een dag voordat een piepjonge Sloveen een geel-zwarte droom aan diggelen zou fietsen – ging het mis. De motor van de camper gaf er de brui aan. En geef dat ding eens ongelijk, na al die honderden kilometers door Frankrijk. Wat viel er voor die slaapplek op vier wielen nou voor een eer te behalen? Geen gele trui, geen groene trui, geen bollentrui, helemaal niks.

Er leek geen eind aan te komen. Van Nice ging het naar Sisteron, naar Orcières-Merlette, naar Gap, naar Loudenville, naar Pau, naar Sarran, naar Lyon, naar Grenoble, naar La Roche-sur-Foron. Het was vaak hard werken. Er waren heuvels, soms zelfs bergen. Een beloning kwam er voor de camper nooit. Nooit eens champagne. Nooit eens zo’n geel leeuwtje op het podium. Nooit iets van een applaus. Er waren zelfs geen televisieminuten.

Ho even! Deze camper haalde wél televisieminuten. De NOS kwam langs voor een reportage. Daarin was te zien hoe vader Nieuwenhuis de camper voor even alleen liet, op zijn fiets stapte, naar het parcours peddelde en de eveneens drie weken meereizende vlag aan een Frans hekwerk bevestigde. Op verzoek van de verslaggever kwam er een stukje uitleg bij. Wat voor een vlag dit was? De Achterhoekse. Joris zou ’m direct herkennen. En Robert Gesink ook.

Die bewuste etappe ging het zo snel dat Joris de vlag zeer waarschijnlijk niet zag hangen. In razende vaart passeerde zijn groep. Het mooie aan de Tour was dat er de volgende dag weer een kans zou komen. Dat gebeurde ook. Dag na dag. Etappe na etappe. Maar terwijl Joris zondag aan het eind van de middag over de Champs-Élysées denderde, zat zijn vader alweer thuis. Als je ooit weer de mogelijkheid krijgt, Joris: ga ervoor! Al is het maar omdat ook een camper een tweede kans verdient.