Gekooid

Het is een sober plaatje, deze man en zijn vrouw op een rode, fluwelen bank met gouden randjes. De sofa in kwestie lijkt me geen wegzakexemplaar, dus besluit ik niet met ze te willen ruilen. Dat heb ik al eens eerder besloten, maar het correcte zitmeubel bevestigt mijn vermoeden opnieuw. De zithouding is alert en ze hebben beiden de mondhoeken omlaag, hier in huis noemen we dat al jaren ‘grondhoeken'.

Rondom de grondhoeken schetsen zich snoetjes die wel een kleurtje gebruiken kunnen, maar de zon schijnt nu eenmaal eventjes niet. Uit het zakje op zijn colbert steekt een wit pochet, zo'n zijden servet noem je ook wel een ‘lefdoekje'. Ik vind dat een passend detail. Zij ziet er overigens uit alsof ze ‘m elk moment nodig heeft. Het glas van de salontafel weerspiegelt de lichaamstaal van berouw en het lijkt alsof er tranen op de ramen zijn blijven plakken.

Ik hoor mezelf in gedachten tegen de kinderen zeggen: "Als je er niet over jokt, wordt mama niet boos.” Maar of ik echt boos ben weet ik nu niet, want het is best dapper dat je buigt en je fouten inziet. En het is ergens ook gewoon zo triest dat je je hele leven in een soort van gouden lockdown leeft, zelfs wanneer je van belastinggeld naar verre oorden zweeft.

Nee, ik hoef niet te ruilen. Het past mij persoonlijk heel goed ‘gewoon' te zijn, graag kijk ik soms even af wat de rest doet en vaker nog ben ik liever onzichtbaar dan een voorbeeld. Natuurlijk verlang ook ik weleens naar personeel, maar liever nog laat ik de laatste tijd de boel gewoon de boel: draperen we hier thuis de gordijnen in de vensterbank zodat de warmte binnenblijft en verdwijnen we in de wegzakbank op een bedje van koekresten en opladers.

Want ook wij zijn toe aan vakantie, al hebben we van de zomer een midweek in eigen land gehad. Ook wij zijn al dat nadenken zat, het anticiperen en onszelf steeds nieuwe dingen aanleren. Ook wij zouden het liefst privé naar Griekenland vliegen, want daar schijn je zo prachtig te kunnen snorkelen. Het lijkt me heerlijk om een herfstvakantielang slechts de kontjes van mijn drie prinsessen boven het zeeoppervlak uit te zien stijgen. Mits ik mijn kop niet in het zand heb gestoken naast mijn strandbedje, want dat lijkt me inmiddels ook een prima verzetje.

Want ook wij bevinden ons de laatste maanden verder van de realiteit dan normaal, ook wij zijn enigszins gekooid. Maar wat ben ik blij dat onze tralies niet van rood fluweel met een gouden randje zijn. Zodat we gewoon in anonimiteit stommiteiten mogen begaan, en onze grondhoeken daarna altijd weer omhoog zullen gaan.