Langs het strand

Na de tweede prik besluit ik met de trein naar Amsterdam te gaan om wat zaken te regelen. Het is niet druk maar toch komt er een man dicht bij me zitten. Ik vraag of hij wat afstand wil houden. Hij zegt: ‘Nee, ik verlang niet naar oesters, want ik heb ze nooit gegeten.’ Ik sta op en zoek een andere plaats, ik twijfel of ik door zal rijden naar Amsterdam. Na vijf minuten besluit ik door te rijden, want ik wil mijn afspraak met Egeltje Wehkamp niet missen.

Zij is vijfenvijftig jaar en liep vroeger regelmatig langs het strand in de buurt van Petten. Egeltje is niet haar doopnaam, haar moeder noemde haar aanvankelijk Maria. Maar deze naam heeft zich als vanzelf veranderd in Egeltje. Ze was een mooie, jonge vrouw geworden die volgens de natuurwet de aandacht van mannen trok. Tot zover geen nieuws. Mij gaat het om het gerucht dat bij oefeningen militaire jachtvliegtuigen laag langs de kust kwamen vliegen om een glimp van het wandelende 17-jarige Egeltje op te vangen. Ik wilde het wel geloven, graag zelfs, maar ik wilde niet voor de gek worden gehouden. Hoe wisten de jachtvliegers dat ze daar op dat moment liep? Dat was de kernvraag, dat was mijn probleem. Ik ben er nooit achtergekomen, ik ben haar uit het oog verloren, ik ben haar zelfs vergeten. Tot ik niet lang geleden een vriend van vroeger ontmoette. Hij woonde in Noord-Holland, hij was er geboren, hij was nooit verhuisd. We ontmoetten elkaar bij toeval op de Veluwe waar hij een vakantiehuisje had gehuurd, en waar ik wandelde. Na de oh’s en ah’s die deze toevalstreffer begeleidden, hebben we uren in het bos met elkaar gepraat. Gelukkig was er op die plek veel gekapt en konden we ieder op een stronk zitten op anderhalve meter van elkaar. Dat was mijn initiatief, hij behoorde tot de intellectuele denkers van het type Baudet, voor wie de anderhalve meter niet bestaat. Tijdens ons inhaalgesprek schoot Egeltje in mijn herinnering. Wat was er van haar geworden? Kon hij me dat vertellen? Ja, ze was in de kunst verzeild. Ze publiceerde gedichten, ze maakte schilderijen, ze hakte beelden. Ze had succes, ze heette geen Egeltje meer, ze heette weer Maria. Ze had in Amerika gewoond, ze had vele minnaars gehad, nu was ze weer alleen en woonde in Amsterdam. Hij gaf me haar adres, ik maakte een afspraak met haar, ik zou haar ontmoeten. Ze zou me vertellen hoe de jachtvliegers wisten wanneer ze langs het strand wandelde.